Nieuwe richtlijn voor de behandeling van chronische pijn: Mensen met chronische primaire pijn krijgen een actieve rol
Wereldwijd gebeurt er almaar meer onderzoek naar chronische pijn en de behandeling ervan. Dat leidt tot nieuwe inzichten en dus ook nieuwe richtlijnen voor de zorgverleners die mensen met chronische pijn opvolgen. België heeft sinds enkele maanden een nieuwe richtlijn voor de behandeling van chronische primaire pijn (CPP). Wat schrijft die voor en hoe kwam ze tot stand? Prikkel vroeg het aan prof. Jo Nijs (VUB) die eraan meewerkte.
We spreken van chronische primaire pijn als de chronische pijn niet het gevolg is van een andere ziekte, zoals artrose of reuma. “Chronische primaire pijn is dus een aandoening op zich”, legt prof. Jo Nijs uit. “Het kan bijvoorbeeld gaan om niet anders te diagnosticeren lokale nek-, schouder- of rugklachten of om meer uitgebreide pijnklachten, zoals bij mensen met fibromyalgie.”
De nieuwe richtlijn werd opgesteld door de Werkgroep Ontwikkeling Richtlijnen Eerste Lijn (WOREL). Welk soort organisatie is dat?
Prof. Jo Nijs: “WOREL ontwikkelt en herziet richtlijnen voor gezondheidswerkers in België die actief zijn in de eerste lijn. Daaronder vallen onder andere de huisartsen, tandartsen, apothekers, thuisverpleegkundigen, psychologen, kinesitherapeuten, ergotherapeuten en logopedisten. WOREL groepeert vertegenwoordigers uit die verschillende eerstelijnsdisciplines en toetst de richtlijnen ook af bij patiëntenverenigingen. Het RIZIV (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) is de opdrachtgever van WOREL en financiert de werking ervan. Daardoor kan je de richtlijnen die WOREL opstelt echt wel als de officiële Belgische richtlijnen beschouwen. Ze bieden een houvast aan zorgververleners in de eerste lijn als die een diagnose stellen en in overleg met de patiënt een behandelplan uitwerken. Ze vatten voor de zorgverlener in de eerste lijn samen wat voor de patiënt wetenschappelijk gezien het beste beleid is.”
"De taak van de zorgverleners bestaat erin patiënten in hun geheel te bekijken, ze te ondersteunen en ze goede zelfzorg aan te leren."
De vorige Belgische richtlijn voor de behandeling van chronische primaire pijn dateert van 2017. Hoe komt het dat die zo snel werd herzien?
“Om de inhoud van de vorige richtlijn tot bij zoveel mogelijk zorgverleners uit de eerste lijn te krijgen, schreef de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid een openbare aanbesteding uit. De VUB, de Universiteit van Luik, de Nederlandstalige huisartsenvereniging Domus Medica en de Franstalige huisartsenvereniging SSMG dienden samen een projectvoorstel in en haalden de opdracht binnen. We organiseerden trainingen voor zo’n 500 eerstelijnszorgverstrekkers uit verschillende disciplines. Tijdens die trainingen stelden we vast dat de richtlijn eigenlijk al niet meer actueel genoeg was en onvoldoende rekening hield met de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Met de goedkeuring van onze opdrachtgever verwerkten we die inzichten wel in onze trainingen. Zo kwam het RIZIV tot de conclusie dat een herziening van de richtlijn nodig was.”
Op welke punten verschilt de nieuwe richtlijn van de vorige?
“Een van de meest opvallende aanbevelingen is om terughoudend te zijn met medicatie. Veel patiënten hopen nog altijd dat pijnstillers hun klachten volledig kunnen oplossen, maar volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten is dat zelden het geval. In plaats daarvan adviseert de richtlijn een multimodaal behandelplan. ‘Multimodaal’ wil zeggen dat er meerdere behandelmethodes gecombineerd worden. Het betekent dus niet per se dat je bij verschillende zorgverleners in behandeling bent. Dat kan natuurlijk wel, maar het kan evengoed bij één zorgverlener zijn die meerdere behandelmethodes inzet.”
“Een andere belangrijke aanbeveling in de nieuwe richtlijn is om de pijn te behandelen volgens het biopsychosociale model. Dat houdt in dat de zorgverlener oog heeft voor biologische (fysieke), psychologische en sociale factoren, daarover met de patiënt in gesprek gaat en de patiënt helpt uitzoeken wat zijn of haar levenskwaliteit zou kunnen verhogen.”
Betekent dat ook dat er nu een belangrijker rol is weggelegd voor de patiënt zelf?
“Inderdaad. De richtlijn onderstreept het belang om de patiënten actief bij het behandelplan te betrekken en om samen met de patiënt behandeldoelen te formuleren die voor hem of haar relevant zijn en praktisch haalbaar zijn. Zelfmanagement staat centraal. Als de patiënt niet zelf aan de slag gaat, zal er niets of weinig veranderen. Dat is een heel krachtige boodschap in de richtlijn.”
Welke behandelmethodes schuift de richtlijn naar voren?
“De multimodale aanpak steunt op vier pijlers:
- Pijneducatie en motiverende gespreksvoering. Beter begrijpen hoe pijn werkt, kan helpen om er beter mee om te gaan.
- Fysieke activiteit en bewegingsoefening. Bewegen helpt om pijnklachten op lange termijn te verminderen. Dat moet niet per se in een oefenzaal gebeuren, het kan perfect ook een fysieke activiteit zijn die de patiënt graag doet en die hij of zij onder begeleiding van een therapeut opnieuw opbouwt.
- Psychosociale interventies. Dat zijn onder andere technieken voor stressvermindering, zoals ontspanningstechnieken, mindfulness en ademhalingsoefeningen. Ook psychotherapie en cognitieve gedragstherapie om negatieve gedachtenpatronen rond pijn te doorbreken vallen daaronder.
- Leefstijlmanagement met aandacht voor gezonde en evenwichtige voeding, regelmatige lichaamsbeweging, voldoende slaap en deugddoende sociale contacten. De taak van de zorgverleners bestaat erin patiënten in hun geheel te bekijken, ze te ondersteunen en ze goede zelfzorg aan te leren.”
“Als er meerdere zorgverleners bij iemands behandelplan betrokken zijn, is het belangrijk dat ze met elkaar overleggen en goede afspraken maken zodat de patiënt geen tegenstrijdige informatie krijgt.”
Wat zegt de richtlijn over het gebruik van pijnstillers?
“De richtlijn roept op om het gebruik te beperken vanwege het beperkte verwachte effect en de risico’s op bijwerkingen. In specifieke situaties kan de zorgverlener voorzichtig aftoetsen of medicatie een optie is. Een van de voorwaarden is wel dat de voorschrijver eerst voorlichting en advies geeft over het nut en de eventuele risico’s van medicatie. Als patiënt moet je over voldoende informatie beschikken om samen met je zorgverlener(s) een weloverwogen beslissing te kunnen nemen en specifieke doelen te kunnen stellen. Als er medicatie wordt opgestart, raadt de richtlijn aan om de gebruiksduur zo kort mogelijk te houden en om ermee te stoppen als de doelen niet binnen de vooraf bepaalde tijdsperiode worden bereikt.”
Omschrijft de richtlijn ook in welke situaties doorverwijzing naar de tweede lijn (ambulante gespecialiseerde zorg) of derde lijn (gespecialiseerde zorg in het ziekenhuis) wenselijk is?
“Jazeker. De richtlijn beveelt doorverwijzing onder andere aan als de patiënt bijkomende aandoeningen heeft die niet opgevolgd kunnen worden in de eerstelijnszorg. Voor technisch-medische interventies is er soms een tijdelijke verwijzing naar de tweede of derde lijn nodig. Het is wel belangrijk dat de eerste lijn de follow-up blijft doen en dat de multimodale behandeling na de interventie in de tweede of derde lijn wordt voortgezet in de eerste lijn.
Cruciaal is ook dat de eerste, tweede en derde lijn goed samenwerken en alle relevante gezondheidsgegevens met elkaar uitwisselen. Maar dat geldt natuurlijk ook voor de samenwerking binnen de eerste lijn. Als er meerdere zorgverleners bij iemands behandelplan betrokken zijn, is het belangrijk dat ze met elkaar overleggen en goede afspraken maken zodat de patiënt geen tegenstrijdige informatie krijgt.”
De richtlijn heeft het over de mogelijke ondersteunende rol van een zorgcoördinator of zorgmanager. Wie wordt verondersteld om die rol op te nemen?
“De richtlijn geeft daar geen eenduidig antwoord op. De huisarts is daar perfect voor geplaatst, maar is nu al overbevraagd. Dus is het wel realistisch om van de huisartsen te verwachten dat zij het behandelplan voor mensen met chronische primaire pijn coördineren? In andere landen zien we ook kinesitherapeuten en klinisch psychologen die rol op zich nemen. Volgens mij zou dat in België ook een optie kunnen zijn, zeker nu er meer en meer huisartsenpraktijken en wijkgezondheidscentra zijn waar huisartsen samenwerken met zorgverleners van andere disciplines, zoal kinesitherapeuten en klinisch psychologen. Maar nogmaals: de richtlijn geeft daar zelf geen antwoord op. De tijd zal moeten uitwijzen in welke richting dat evolueert.
De richtlijn geeft wel aan dat werken met gevestigde zorgteams of met zorgverleners die elkaar professioneel kennen de kans vergroot op naadloze multidisciplinaire samenwerking.”
Welke initiatieven lopen er om de eerstelijnszorgverleners vertrouwd te maken met de nieuwe richtlijn?
“Ze worden via verschillende kanalen geïnformeerd, zoals de sociale media en andere communicatiekanalen van hun beroepsfederatie. De nieuwe richtlijn komt ook aan bod in bijscholingen.”
“Daarnaast is het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) aan het onderzoeken hoe het komt dat chronischepijnpatiënten in België vaak nog niet de juiste wetenschappelijk onderbouwde zorg krijgen. Waar loopt het mis? Waar moeten we nog verder op inzetten om die evidence based zorg te laten landen? Het KCE is dat allemaal in kaart aan het brengen en zal aanbevelingen formuleren voor de verdere stappen.”
Komt er een nieuwe reeks opleidingen voor zorgverleners uit de eerste lijn?
“Dat kan ik nu nog niet zeggen. We moeten het advies van het KCE afwachten. Ik hoop in elk geval dat er ook in de basisopleiding van eerstelijnszorgverstrekkers in de toekomst meer aandacht zal gaan naar de multimodale aanpak van chronische primaire pijn. Het goede nieuws is dat er heel wat actoren zich inspannen om de chronischepijnproblematiek meer gedegen aan te pakken dan vandaag de dag het geval is en de wetenschappelijke informatie tot bij de zorgverleners en patiënten te krijgen. Die acties stemmen me hoopvol dat de zorg voor mensen met chronische pijn in de toekomst nog sterk zal verbeteren.”
Lees de volledige tekst van de richtlijn:
Richtlijn multimodale aanpak van chronische primaire pijn (CPP)
Dit is een pdf van 102 pagina’s in het Nederlands, met op p. 15-17 een handige samenvatting.