Pijn

Wanneer meewerken vermoeit: Over pijn, pleasen en hoe 'goed je best doen' soms averechts werkt

Chronische pijn vraagt om samenwerking met je lijf, met zorgverleners, met je omgeving. Maar wat als je zó goed leert meewerken - sommigen noemen het pleasen - dat je jezelf onderweg een beetje kwijtraakt? Meewerken heeft veel gezichten. Het is niet alleen de karikatuur van 'de ander tevreden houden'. Het is óók hoopvol meebewegen, het beste uit een traject willen halen, loyaal zijn aan je behandelaar, druk voelen om 'meters te maken', schuld of schaamte dempen, dingen netjes afronden, de innerlijke perfectionist geruststellen. En soms: gewoon niet opnieuw willen falen.

Auteur: Koert Hommel, painfluencer, spreker en blogger / Bron: Nieuwsbrief Pijn&Psychologie #17, 2025
Koert Hommel is muzikant, schrijver, en ervaringsdeskundige. Hommel heeft zijn eigen blog, waarin hij beschrijft hoe het is om te leven met aanhoudende pijn en hoe muziek, zingeving en avontuur hem telkens opnieuw weer in beweging zetten.

Chronische pijn vraagt om samenwerking met je lijf, met zorgverleners, met je omgeving. Maar wat als je zó goed leert meewerken – sommigen noemen het pleasen – dat je jezelf onderweg een beetje kwijtraakt?

Meewerken heeft veel gezichten. Het is niet alleen de karikatuur van ‘de ander tevreden houden’. Het is óók hoopvol meebewegen, het beste uit een traject willen halen, loyaal zijn aan je behandelaar, druk voelen om ‘meters te maken’, schuld of schaamte dempen, dingen netjes afronden, de innerlijke perfectionist geruststellen.

En soms: gewoon niet opnieuw willen falen.

 

De ‘beste’ leerling van de pijnschool?

Ik ben altijd een beetje dat strebertje geweest. Het beste jongetje van de klas. Nou ja, ‘een van de betere’. Altijd opletten, goede cijfers, weten hoe het hoort. Niet overdreven fanatiek, wel met een redelijk hoog latje.

Ik wilde het goed doen. Niet alleen op papier, ook in hoe ik was: aardig, betrokken, behulpzaam. Daar is niets mis mee. Ik geloof in elkaar helpen. En ik kan ook relativeren: lachen om mezelf, het niet té serieus nemen.

Die mix nam ik mee naar de pijn’school’. Ik had het snel door. Wie meewerkt, luistert, oefent en positief blijft, is een fijne patiënt. En dat wilde ik zijn.

Ik wilde laten zien dat ik het snapte. Dat ik niet moeilijk deed als we na zeven therapiesessies samen moesten concluderen dat het minder opleverde dan gehoopt. Dat ik begreep dat het effect van de operatie in mijn geval uitbleef; de succeskans was immers maar vijftig procent, had de arts vooraf gezegd. Dat ik het snapte dat ik ook zonder pillen sterker kon worden, stap voor stap. ‘Mr. Veerkracht’, was als geuzennaam al vergeven, anders had ik ‘m met liefde gedragen.

Maar niets is zwart-wit. Want tegelijk wist ik: ik bén niet altijd die ideale patiënt. Soms zeg ik met gemak nee. Soms wil ik met rust gelaten worden. Soms wil ik helemaal niet meewerken.

Vaak zit er iets tussen dat ‘ja’ en ‘nee’: een grijs gebied waarin ik me subtiel aanpas, meega, meewerk … ook als iets niet helemaal klopt. Niet uit angst, niet uit overmatig please-gedrag, maar omdat ik hoop dat het ergens toe leidt. Omdat ik niet weer de persoon wil zijn bij wie het niet lukt.

De pijn gaat immers niet weg. En dat alleen al voelt soms als falen.

 

De stille schaamte van blijvende pijn

Rond langdurige pijn hangt vaak iets ongemakkelijks. Schaamte, die je zelden hardop uitspreekt. De schaamte dat jij degene bent bij wie het niet overgaat. Dat behandelingen soms helpen, maar nooit helemaal.

Dat anderen wél verder lijken te gaan (pas later leerde ik hoe velen ook blijven zoeken).

Schaamte over werk. Dat je niet werkt, of minder doet. Dat ‘anderen voor jouw uitkering werken’. Er is schaamte dat je er niet altijd bent voor je gezin of vrienden.

En schuld. Dat je misschien niet goed voor je lijf hebt gezorgd. Niet op tijd hebt geluisterd. Of juist te lang hebt doorgezet. Schuld rond medicatie. Het idee dat je het eigenlijk zonder pillen zou moeten redden, terwijl je arts ze met de kennis van toen natuurlijk gewoon voorschreef.

De schaamte die volgt als iemand het woord verslaving gebruikt. En dat voor iemand die meeschreef aan het boek ‘Pijn en verslaving’ …

Schaamte en schuld zijn geen allesoverheersende gevoelens, meer een reeks kleine steken. Ze kleuren je dagen. En soms ook hoe je in een behandeling zit.

 

Pleasen als patroon, niet als persoonlijkheid

Louis Zantema schreef onlangs over onterechte schuld: dat knagende gevoel dat opkomt zodra je een grens stelt of iets niet meer wilt. Een oud alarmsysteem dat afgaat wanneer je eindelijk ‘egoïstisch’ voor jezelf kiest.

Toen ik dat las, dacht ik: ja, herkenbaar. Maar ik herken ook de momenten waarop ik moeiteloos nee zeg. Ik ben niet de eeuwige pleaser. Eerder iemand die pendelt tussen meebewegen en afstand nemen.

De ene dag open, de andere dag gesloten.

“Je moet boos worden, Koert. Waarom ben je niet boos op je pijn? Het moet eruit!”

Wat is dat ‘het’ dan precies? En waarom zou ik boos moeten worden, als dat niet in mij zit? Ik hou niet van boosheid. Ik ben wel wat conflictvermijdend, maar niet ten koste van alles.

En trouwens: ik moet he-le-maal niets!

Misschien is dit de kern van leven met aanhoudende pijn: telkens zoeken naar balans tussen vertrouwen en beschermen. Van jezelf en van de ander.

 

De druk van samen stappen maken

In de pijnzorg hoorde en hoor ik vaak: “we moeten samen stappen maken”. Samen beslissen. “Jij staat aan het roer.” Dat klinkt goed en is meestal oprecht bedoeld. Het voorkomt slachtofferschap en stimuleert eigen regie.

Maar er speelt daar ook iets anders mee. Samen stappen maken geeft nieuwe druk. Behandelaren steken tijd, kennis en energie in het traject. Jijzelf ook. Er wordt geoefend, besproken, geëvalueerd. Omdat het allemaal zoveel kost, wil je wel dat het iets oplevert.

Dus ja: je wil zelf ook meters maken.

Maar wat als dat niet lukt? Wat als het niet voelt alsof je vooruitgaat?

Dan komt snel het schuldgevoel: ik doe te weinig, ik stel teleur, ik verspil hun en mijn tijd. Het zit niet in wat er gezegd wordt, maar in wat er stilletjes meespeelt. Een ondertoon van: ‘we moeten er toch iets uithalen, verder komen?’ Precies daar, in die goedbedoelde wederzijdse inspanning, kan meewerken enorm vermoeien.

 

De vermoeidheid van meewerken

Langdurige pijn vréét energie. Niet alleen fysiek, ook mentaal. Toch bleef ik doorzetten. Want stoppen voelde als falen. Als opgeven.

Ik ging braaf naar de hypnotherapeut. Zó hard mijn best doen om onder hypnose te komen, dat het daarom al niet meer werkte. Of juist helemaal niets doen, want ‘je moet het laten gebeuren’. Maar er gebeurde eigenlijk gewoon niets. En bij anderen wel. Dat knaagde.

Die mix van teleurstelling en zelfkritiek is vermoeiend. Alsof het niet lukken óók weer iets zegt over jou. “Misschien doe ik het gewoon verkeerd,” dacht ik. Of iemand zei: “Je moet er wat meer écht in geloven.”

Tot ik doorkreeg dat forceren of afdwingen niets helpt. Sommige dingen laten zich niet dwingen; ook niet door inzet, discipline of motivatie.

Ik tekende mijn pijn, ik bewoog mijn pijn, ik ademde door mijn pijn. En steeds als ik dacht: “ik heb hier niets mee”, zei een stem in mijn hoofd: je moet gewoon meer oefenen.

Die stem kende ik. De perfectionist. De leerling die nooit een onvoldoende wil halen, zelfs niet in pijnland. Tot ik op een dag in een oefening niets meer voelde. Geen rust, geen irritatie, niets. Alleen leegte. “Misschien is dit juist het signaal dat ik even niet moet meewerken”, dacht ik.

 

De dag dat ik niet meer braaf tekende

Tijdens de pijnrevalidatie kwam het moment dat ik mijn pijn moest uitbeelden: kleien, tekenen of vormgeven. Ik snapte het doel. Natuurlijk: iets onzichtbaars zichtbaar maken. En daar dan het ‘betere’ gesprek over voeren.

Alleen: ik had vroeger al een @%&!# hekel aan handvaardigheid. Ik zag de verf en kwasten, voelde de weerstand en dacht: hier gaan we weer.

Toch ging ik braaf aan de slag. Want dat was de opdracht. Ik zat met een leeg A3-vel voor me. Na twintig minuten was het nog steeds leeg. De therapeut vroeg wat er gebeurde.

“Er gebeurt niks,” zei ik. “Het is gewoon even leeg.” Ze knikte begripvol. Ik denk dat ze dacht dat we ‘een doorbraak’ hadden. Maar het was gewoon leegte. En het was eerlijk.

Ergens voelde dat bevrijdend. Toch een doorbraak? Eindelijk even geen braaf meedoen, geen ‘creatief leren omgaan met pijn’. Misschien wás dat lege vel ook een grens. Niet als protest, maar als pauze. Een moment waarop ik mezelf toestond om niet te presteren, zelfs niet in herstel.

 

Meewerken zonder jezelf te verliezen

De kunst is niet om altijd mee te werken. Of – uit dwarsigheid, eigenwijsheid of angst – juist meteen nee te zeggen. De kunst is om te blijven voelen waarom je iets doet: uit overtuiging, nieuwsgierigheid, hoop, schuld of gewoonte?

Dat vraagt zelfkennis en veiligheid in de behandelrelatie. Want zolang schuld en schaamte de ondertoon blijven, blijft meewerken overleven.

De mooiste momenten in mijn trajecten waren die waarin een behandelaar zei: “Je hoeft vandaag even niks te bewijzen. We kijken gewoon samen waar je bent.” Soms ongemakkelijk, zelden spectaculair, vaak het meest helpend.

Soms gebeurt er wekenlang niets zichtbaars. Geen nieuwe inzichten, geen doorbraken, geen afname van pijn. Het is de fase waarin je snel iets wilt forceren. Of denkt iets te moeten laten zien.

Juist dan helpt het om te bedenken dat stilte ook groei kan zijn. Een goede behandelaar herkent dat. Een patiënt na verloop van tijd ook. Maar vaak heb je elkaar even nodig om het te mogen zien.

 

De zachtheid van nee

Grenzen stellen voelt voor veel mensen met pijn, ook voor mij, soms wat onnatuurlijk. Zeker op onbekend terrein. Je lijf schiet in de stress, je hoofd begint te twijfelen. Uiteindelijk ontdekte ik dat een grens juist niet hard is, maar zacht: het is ruimte maken voor eerlijkheid.

Nee zeggen is geen verzet, het is een vorm van vertrouwen. Als je dat vertrouwen durft te oefenen, merk je dat samenwerken beter lukt als het van twee kanten af en toe mag schuren. Niet te vaak – want dan kóst het energie – maar soms zeker.
Wel graag met wat humor en lichtheid; het leven met pijn is al zwaar genoeg.

 

‘Het is goed zo’

Pleasen is geen zwakte, en schaamte is geen tekort. Ze laten zien dat je mens bent. Dat je erbij wilt horen, dat je het goed wilt doen, dat je betekenis zoekt. De kunst is niet om die neiging te verdrijven, maar om haar te herkennen en zachter te maken. Herstel gaat voor mij niet meer over perfect meewerken. Het gaat over leren luisteren, ook naar dat stille stemmetje dat fluistert: het is goed zo, vandaag even niet.